kiekkiek

| Uit het besluit spoorverkeer:
Artikel 26
1.Een trein is tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg gezien de rijrichting voorzien van:
a. drie brandende witte of gele lichten aan de voorzijde;
b. twee brandende, al dan niet knipperende, rode lichten aan de achterzijde.
2.In afwijking van het eerste lid:
a. mag een trein, met uitzondering van een trein op een buiten dienst gesteld spoor als bedoeld in artikel 64 van de wet, aan de achterzijde zijn voorzien van twee schilden in plaats van twee rode lichten;
b. mag een trein, die niet bestemd is voor het vervoer van personen, aan de achterzijde zijn voorzien van een brandend, al dan niet knipperend, rood licht.
3.Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het model, de afmetingen, het reflecterend vermogen en de plaatsing van de schilden.
4.In afwijking van het eerste en tweede lid is een trein van het hoge-snelheidsspoorwegsysteem tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg gezien de rijrichting voorzien van:
a. drie brandende witte lichten aan de voorzijde;
b. twee brandende rode lichten aan de achterzijde.
5.Indien treinstellen van het hoge-snelheidsspoorwegsysteem tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg zijn gekoppeld, wordt de verlichting op de plaats van de koppeling gedoofd.
Dat is de wet, daar moeten we het mee doen. En of die lichten nu vast gemonteerd zijn aan de trein, aan een haak hangen achter de frontruit of op een lantaarnijzer staan is niet relevant. Het gaat erom dat de voorzijde en de achterzijde van de trein kan worden herkend. Niet meer en niets minder.
In het handboek is dit prima geregeld.
Laatst bewerkt door kiekkiek op Donderdag 21 nov 2013 om 19:36:18 |